Hoge Raad 19 april 2013, LJN BY6108
De huurder failleert, waarna de huurovereenkomst door de curator wordt opgezegd. Het gehuurde is leeg en ontruimd opgeleverd. Bij de oplevering is gebleken dat er schade is aan de buitengevel en deuren van het pand voor een bedrag van € 24.000,-. De verhuurder stelt dat deze schuld een boedelschuld betreft. De kantonrechter oordeelt echter dat de schadevergoedingsplicht al tijdens de looptijd van de huurovereenkomst is ontstaan en wijst de vordering van de verhuurder af. De verhuurder stelt hiertegen sprongcassatie in. De Hoge Raad oordeelt dat de schadevergoedingsvordering van de verhuurder in een geval als het onderhavige een concurrente vordering oplevert en komt daarmee terug van eerdere rechtspraak (o.a. HR 28 september 1990, NJ 1991, 305). Volgens de Hoge Raad strookt het aanmerken van een dergelijke schadevergoedingsvordering als boedelschuld niet met de regels die de faillissementswet kent met betrekking tot wederkerige overeenkomsten. Indien een overeenkomst door de curator niet gestand wordt gedaan, leveren de daaruit voortvloeiende verbintenissen een concurrente vordering op (art. 17 Fw). Bovendien ontstaat daardoor geen schadeplichtigheid. De hoofdregel luidt dan ook: indien de curator in het belang van de boedel geen uitvoering geeft aan een door de gefailleerde aangegane overeenkomst, ontstaat slechts een concurrente vordering. Een schuld is slechts een boedelschuld indien dit volgt uit de wet, indien deze schuld door de curator in zijn hoedanigheid is aangegaan of indien deze schuld een gevolg is van een handelen van de curator in strijd met een door hem in zijn hoedanigheid na te leven verbintenis of verplichting. Een schadevergoedingsverplichting als hier aan de orde vloeit voort uit de huurovereenkomst en is daarmee geen boedelschuld, maar een vordering op de schuldenaar. Ten overvloede overweegt de Hoge Raad dat de ontruimingsverplichting na de beëindiging van de huur wel een boedelschuld kan zijn, omdat deze verplichting rust op de curator in zijn hoedanigheid. Het cassatieberoep wordt verworpen.