Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch 26 maart 2013, LJN BZ5712

De huurder huurt winkelruimte van de verhuurder. Er is meerdere malen sprake geweest van lekkages in het gehuurde. De huurder stelt dat dit te wijten is aan achterstallig onderhoud. De verhuurder betwist dit. De huurder vordert huurprijsvermindering en ontbinding van de huurovereenkomst. De verhuurder vordert – voor zover relevant – betaling van de door de huurder ingehouden huur. De kantonrechter heeft de vorderingen van de huurder toegewezen. Het hof overweegt dat lekkages in beginsel zijn aan te merken als een gebrek in de zin de zin van art. 7:204 BW. Op grond van art. 7:206 BW is een verhuurder verplicht een gebrek te verhelpen. De verhuurder heeft telkens direct nadat de huurder heeft geklaagd over een lekkage maatregelen genomen. Op die plekken is vervolgens ook niet opnieuw een lekkage geweest. Er is dus geen sprake van dat de verhuurder zijn verplichting tot het verhelpen van de lekkage heeft veronachtzaamd. De vordering van de huurder tot huurprijsvermindering wordt afgewezen. De kantonrechter overweegt namelijk dat niet iedere vermindering van het genot huurprijsvermindering rechtvaardigt en dat in dit geval niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een zodanige genotvermindering dat deze enige huurprijsvermindering rechtvaardigt. De vordering van de verhuurder tot betaling van de huurachterstand wordt toegewezen.

Volledige uitspraak

 

Laat een reactie achter

Your email address will not be published. Required fields are marked *